Met tropische rassen werkelijk iets verbeteren
In Vietnam werkt HZPC samen met het aardappelinstituut CIP (International Potato Center) aan de ontwikkeling van vijf nieuwe aardappelrassen voor tropische omstandigheden. Wichard Sanders houdt zich als veredelaar bij HZPC bezig met tropische rassen en is nauw betrokken bij dit project.
De omstandigheden in tropische gebieden zijn natuurlijk wezenlijk anders dan bijvoorbeeld in Nederland. Denk aan licht, instraling, neerslag en luchtvochtigheid. En dat vraagt dus ook om een aardappelras dat juist in die omstandigheden goed presteert. Wichard: ‘Dichtbij de evenaar is het in tropische gebieden per dag altijd ongeveer twaalf uur donker en twaalf uur licht. Hierdoor krijg je een plant die er anders uitziet dan hier in Nederland. Bovendien kennen ze daar geen echte winter, maar wel hele natte of juist droge periodes. Daaromheen kunnen ze twee kortere teelten in een jaar doen. Dat betekent dat je een ras na een korte groeiperiode alweer gaat oogsten. En dat het ras slechts een korte kiemrust moet hebben, zodat je snel aan de volgende teelt kunt beginnen. De meeste bestaande rassen van HZPC passen niet in dat teeltsysteem. Bovendien ontbreken de juiste ziekteresistenties. Er komen ziektes voor die we in Nederland niet kennen. Veel virussen kennen we wel, maar de mate waarin ze voorkomen is anders dan we gewend zijn.’
Later de vruchten plukken
Syngenta Foundation for Sustainable Agriculture financiert het project in Vietnam, vanuit de wens om in Indonesië de aardappel beter op de kaart te zetten en betere rassen te ontwikkelen voor de omstandigheden daar. Dat het project in Vietnam draait en niet in Indonesië heeft vooral praktische redenen: ‘Het is veel lastiger om in Indonesië te werken, omdat je er geen materiaal naar binnen krijgt. Dat heeft te maken met het quarantainebeleid. Het is ook lastiger om materiaal vanuit Indonesië naar Nederland te sturen en het is de vraag of het dan van voldoende kwaliteit is. We zijn rond gaan kijken en kwamen uit in Vietnam. Dat lijkt qua klimaat op Indonesië. Je kunt er makkelijker materiaal naar binnen brengen en het land kent kwekersrechtbescherming. Ontwikkel je daar een ras, dan kun je het er beschermen. En wat mooi is: de mensen daar zijn jong en leergierig. Ze realiseren zich dat generaties na hun de vruchten plukken van het werk dat ze nu verzetten. Ze staan daarom open voor nieuwe dingen’, legt Wichard uit.
Verrassingseffect
‘We werken voor dit project samen met het CIP vanuit het idee dat zij al langer veredelen in de tropen. Zij hebben genetica geselecteerd dat beter is aangepast aan tropische omstandigheden dan de rassen van HZPC. Wij hebben rassen die er vooral mooi uitzien en dat zijn eigenschappen die de rassen van het CIP weer missen, net zoals bepaalde resistenties. We hebben daarom een ouder van het CIP gekruist met een ouder van HZPC om zo het beste van beide te combineren.’ In 2017 werden voor het eerst van dat materiaal zaadjes gezaaid in Vietnam. De afgelopen jaren stonden in het teken van vermeerderen en selecteren van de beste individuen op proefvelden die verspreid over Vietnam zijn aangelegd. Inmiddels zijn van die individuen plantjes in een reageerbuis via de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar Nederland gehaald. In Metslawier heeft Wichard de faciliteiten en resistentietoetsen om een ras uitgebreider te testen. En kan hij het pootgoed voor het eerst op proefvelden van het kweekbedrijf in Nederland gebruiken. Wichard: ‘Dat blijft misschien wel het mooiste van mijn werk: de rassen rooien op het proefveld en dan kijken of eruit komt, wat je erin hebt gestopt. Dat verrassingseffect blijft mooi.’
‘Met deze rassen kunnen we werkelijk iets aan de aardappelteelt verbeteren.'
Acceptabel en een goede opbrengst
‘In Europa ligt onze lat heel hoog. We kunnen wel op veertig eigenschappen toetsen die we allemaal belangrijk vinden. Bijvoorbeeld de kwaliteit van de aardappel, de blauwgevoeligheid en de gebreken aan de buiten- en binnenkant van de knol. Het CIP heeft vooral rassen ontwikkeld die voorzien in de voedselzekerheid voor de teler zelf. Naar onze mening is dat een basisniveau waar je al snel boven uitsteekt als er bijvoorbeeld één extra resistentie-gen wordt ingekruist. De vraag is trouwens wel of dat op termijn voldoende duurzaam is. Om daaraan te werken hebben we inmiddels weer nieuwe genetica van HZPC gekruist bij het CIP. Uiteindelijk zullen we op een ras uitkomen waarvan we als HZPC de eigenschappen acceptabel vinden, waarmee je gewoon een goede opbrengst haalt en waardoor een teler meer product kan verkopen,’ zegt Wichard.
Duurzaamheid in het hart
Het doel van het project is om zo’n vijf aardappelrassen te ontwikkelen die een goede opbrengst geven en die voldoen aan de wensen van de afnemer. Telers in Zuidoost-Azië gebruiken veel chemicaliën. Door meer resistenties in deze nieuwe rassen te brengen, kan het gebruik van chemische middelen omlaag met behoud van een goede of zelfs betere opbrengst. Het zorgt er daarnaast voor dat boeren het hele jaar inkomen hebben, omdat ze aardappelen beter jaarrond kunnen telen en verkopen. En in plaats van dat pootgoed van bestaande rassen vanuit Europa naar Zuidoost-Azië wordt getransporteerd, kunnen ze met de nieuwe rassen lokaal pootgoed voor HZPC telen en vermeerderen. ‘Duurzaamheid moet niet zomaar een kreet zijn. Het moet niet alleen in ons hoofd zitten, maar vooral in het hart van HZPC. Niet omdat we dan deugen, maar vooral omdat we met deze rassen dan werkelijk iets aan de aardappelteelt kunnen verbeteren. Er is in dit project nog veel werk te verzetten als het bijvoorbeeld om resistenties gaat. In Vietnam hebben ze daar een mooi gezegde voor: een korrel rijst kost een schaal met zweet en een schaal met tranen. Dat is met aardappelveredeling niet anders.’