Spring naar inhoud

Primaire navigatie

Zoeken

Telersgroep werkt aan toekomst-bestendige pootgoed-teelt

Telers leren het beste van telers. Dit bewijst het project Toekomst-bestendige pootgoedteelt. Een initiatief om samen met een groep telers te kijken naar aankomende veranderingen bij de teelt van aardappelen. Uitdagingen zijn er zat: virusproblematiek, afname gewasbeschermingsmiddelen en toenemende kosten staan tegenover onveranderde kwaliteitseisen. Om telers en andere geïnteresseerden op de hoogte te houden van de vorderingen van deze groep, krijgen ze een vaste rubriek in de Ruggespraak. Teler Cato Gaaikema en projectbegeleider Aaldrik Venhuizen trappen af. Zij lichten de opzet en de ontwikkelingen toe. En vertellen over het eerste concrete project waar ze al volop mee werken.

Scroll

Het is de middag na het interview. Cato belt. Hij vraagt zich af of het eerder op de dag wel goed is overgekomen wat de toegevoegde waarde van Aaldrik is. “Die man heeft een enorme kennis en weet precies hoe je met mensen om moet gaan. Hij was dé man bij Agrifirm. Als een gewas niet wilde groeien, werd Aaldrik erbij betrokken. Hij en Harm Steenhuis (Agronomist bij HZPC) zijn de drijvende kracht achter dit project.

Onderling respect

De toevoeging van Cato is tekenend voor het onderlinge respect in de groep. De telers hebben veel respect voor elkaar én voor de man die de telers met elkaar verbindt: Aaldrik Venhuizen. Tot zijn pensioen werkte Aaldrik 34 jaar voor Agrifirm. “Toen ik met pensioen ging, belde Frank van der Werff van HZPC me op. Hij vertelde over de ver-anderingen die op hun pad komen. Dat er steeds minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt mogen worden, maar dat dit niet ten kostte mag gaan van de kwaliteit. Of ik HZPC ook kon helpen met een nieuw project.”

'Ik wil het bedrijf later ooit goed overdragen. Dat mijn opvolgers er zo mee verder kunnen. Dat wordt mijn beloning.'

Kennisdelen in plaats van voorlichten

Het project waar Aaldrik voor gevraagd werd heet Toekomstbestendige pootgoedteelt. HZPC is projectleider. Op deze manier houden we de lijnen kort, weet eenieder wat er speelt en kunnen we ook een beroep doen op de kennis binnen HZPC. “In 2020 zaten we voor het eerst bij elkaar. Veertien telers. Jong en oud. Verspreid over alle teeltgebieden in Nederland. Niet een te grote groep. Geen voorlichting, maar kennisdeling. Want telers leren het beste van andere telers.” Cato vult aan: “Mensen zijn in grote groepen soms niet geneigd om ook fouten te delen. Terwijl je hier vaak het meeste van leert. Daarom moet de groep behapbaar zijn.”

Discussions met accountant

Cato Gaaikema is een van de veertien telers. Hij begon 27 jaar geleden met telen, op het familie-akkerbouwbedrijf samen met zijn vader in het Groningse Oldehove. Nu bestiert hij samen met zijn vrouw een akkerbouwbedrijf van 86 hectare in Houwerzijl. Ze telen pootaardappelen, graan, suikerbieten en graszaad met soms een uitstapje naar wortelen. Ook proberen ze in samenwerking met een collega veehouder de erwtenteelt nieuw leven in te blazen. Hij is eigenzinnig en denkt al geruime tijd na over de toekomst. Bijvoorbeeld om de bodem beter te krijgen. Cato: “Ik denk dat ik daarom ook benaderd ben om in deze groep te zitten. Zo heb ik weleens discussies met mijn accountant. Omdat ik geld laat liggen door keuzes die ik maak voor de toekomst, in plaats van rendement. Maar ik wil het bedrijf later ooit goed overdragen. Dat mijn opvolgers er zo mee verder kunnen. Dat wordt mijn beloning.”

Elk bedrijf is eigenlijk ook een proefbedrijf

Aaldrik: “Na het benaderen van de deelnemers, gingen zij bij elkaar op bezoek. Een kijkje in de keuken. Hiervan hebben we een uitgebreide beschrijving gemaakt.” Cato: “Iedereen is wel ergens mee bezig. Dit is interessant om te zien. Elk bedrijf is eigenlijk ook een proefbedrijf. Met het verschil tussen echte proefbedrijven dat wij fouten meteen in de beurs voelen.” Uit de inventarisatie blijkt dat virusproblematiek bij de meeste telers een belangrijk punt is. Cato: “Virussen worden overgebracht door luizen. Vroeger was de luis een luis en die moest dood. Maar deze methode had ook veel nadelen, voor de natuur. En we leven nu in een andere wereld.” En waar telers uit Groningen naar het zuiden kijken hoe ze daar met luizenproblematiek omgaan, kijken ze in Zeeuws-Vlaanderen juist weer naar hún zuiden, naar Frankrijk.

Gegaran-deerd 100% beschermd tegen PVY

Project in Frankrijk

Tijdens een groepsbijeenkomst bij HZPC Research vertelde Henri Stopin, R&D Manager HZPC France over een project in Frankrijk. Hier werken ze met een dek van stro. Door stro tussen aardappelplanten te leggen, ́zien ́ luizen de planten niet meer. Cato: “En als het in Frankrijk goed uitpakt, waarom zou dit bij ons niet kunnen?” Stro zorgt bovendien voor meer structuur in de bodem. Zo houdt de bodem het vocht beter vast.

Later tijdens een bijeenkomst in Sneek was de Zwitserse onderzoeker Brice Dupies uitgenodigd. Hij is de medebedenker van de aanpak met stro. Dankzij zijn kennis werd de drempel voor de Nederlandse teler nog lager om zelf ook te experimenteren. Cato: “Aan nieuwe ontwikkelingen kleven altijd risico’s. Het kost altijd geld. En iedere teler maakt voor zichzelf een inschatting welke risico’s beheersbaar zijn.”

Een aantal leden van de groep deed mee met het stro-experiment. Aaldrik: “Na een jaar hebben we weer een overzicht gemaakt. Welke teler heeft wat aangepast? Ik probeer de aanpakken van de telers te verbinden en deel resultaten van anderen. Maar ze maken zelf de afweging wat ze er op hun eigen bedrijf mee doen.”

Hoeveelheid ijzer neemt toe

Nieuwe aanpakken kosten geld. Cato: “De hoeveelheid ijzer in de schuur neemt alleen maar toe. Anders had je één spuit in de schuur. Nu heb je vele machines nodig. Bijvoorbeeld een mulchfrees voor niet-kerende grondbewerking. Kosten? Al snel meer dan 10.000 euro.” Aaldrik: “Maar wanneer je een machine samen koopt, kun je als groep de kosten delen.”

Van samenwerking is ook sprake bij het stro-project. Cato: “Je gaat elke keer een stapje verder. Nu we bezig gaan met stro, moet je goed nadenken over waar je aan begint. De groep kwam direct al tot de conclusie dat stro van eigen land prioriteit heeft. Om het insluipen van ziektes en ongewenste kruiden te voorkomen. Inmiddels hebben HZPC en Agrifirm de handschoen opgepakt en motiveren ze telers om mee te doen. “Alleen al hier in Groningen gaat over een tijdje ruim 100 hectare onder het stro.” En we hebben signalen dat er op meer plekken volop met de stro toepassing gestart gaat worden.

'Elk bedrijf is ook eigenlijk een proefbedrijf.'

De meeste boeren deugen

Met het stro-project laten ze zien dat nieuwe initiatieven snel van de grond kunnen komen. Toch willen ze mensen ook meegeven dat nieuwe ontwikkelingen niet vanzelf gaan. Cato: “Het is nog niet eens zo lang geleden dat ploegen de norm was. Door de jaren heen zijn we daar anders over gaan denken. Anno nu is het land in de winter dankzij groenbemesters al veel vaker groen dan zwart, en krijgt NKG steeds meer een plek in de bedrijfsvoeringen. Dit is een ontdekkingstocht naar een nieuwe balans en dat neemt tijd. Geef de sector het voordeel van de twijfel en help vooral mee. Want tot 2030 hebben we nog maar zeven teeltjaren. Het enthousiasme bij ons is er. Bij telers onderling ervaar je veel positieve energie.” Aaldrik: “Laatst las ik een boek over dat het helpt om positief naar mensen te kijken. Dit geldt ook voor telers: de meeste boeren deugen.”